Aangemaakt door
Marleen Ost
Definitie
Socio-economische status (SES) verwijst naar de positie van een individu of groep binnen een hiërarchische
sociale structuur. SES geeft een indicatie van de economische en sociale positie van een individu of gezin in de
maatschappij.
http://www.steunpuntloopbanen.be/rapporten/LOA-rapport_31.pdf (22 juni 2012)
Illustratie
De SES-lestijden verwijzen naar de sociaal-economische status van de gezinnen waaruit de leerlingen komen. Samen met de lestijden volgens de schalen vormen de SES-lestijden de basisomkadering van een school.
De lestijden GOK, GOK+ en (brede) Rand en Taal worden geïntegreerd in het nieuwe omkaderingssysteem. De 10%-drempel vervalt om recht te hebben op SES-lestijden. Elke leerling die voldoet aan de SES-kenmerken genereert SES-lestijden.
De SES-lestijden zijn lestijden die toegekend worden op basis van de socio-economische status van leerlingen. Deze socio-economische status wordt gevat door leerlingenkenmerken.
Waarom leerlingenkenmerken?
Kansen van leerlingen op een succesvolle schoolloopbaan hangen sterk samen met het sociaal milieu waarin ze leven. Verklaringen daarvoor zijn onder meer de materiële situatie, de ongelijke toegang tot cultuurgoederen, de afstand tussen de thuiscultuur en de schoolcultuur, de kloof tussen de thuistaal en de taal van de klas en de verschillen in onderwijsondersteuning die de ouders bieden. We slagen er niet in de kloof tussen de wereld van thuis en de wereld van de school te dichten. En we doen het op dat vlak minder goed dan andere landen binnen de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).
De impact van socio-economische status op de leerprestaties van de leerlingen moet m.a.w. beperkt worden. Daarom wordt het nieuwe omkaderingssysteem, deels, gebaseerd op de kenmerken van het sociaal milieu van de leerlingen die sterk samenhangen met hun schoolloopbaan.
Er is gezocht naar een set van stabiele en robuuste indicatoren die de samenhang van onderwijskansen voor jongeren en hun sociaal milieu goed vatten. We baseerden ons daarvoor op het sociaal-wetenschappelijk en onderwijskundig onderzoek van de laatste decennia en bevroegen een aantal wetenschappers met ervaring in onderzoek naar onderwijskansen, schoolloopbanen en leerprestaties.
Uiteindelijk is gekozen voor volgende kenmerken:
Kenmerken | Indicatoren |
De culturele bagage van de leerling | Hoogst behaalde opleidingsniveau van de moeder |
De financiële draagkracht van het gezin van de leerling | Het ontvangen van een schooltoelage |
Het taalkundig en cultureel kapitaal van het gezin van de leerling | Thuistaal van de leerling |
Het sociaal kapitaal van het gezin van de leerlingen | Hoogst behaalde opleidingsniveau van de moeder |
OPLEIDING VAN DE MOEDER: deze indicator staat voor het geheel aan kennis, vaardigheden en attitudes. Het is een indicator van de mate waarin de thuiscultuur aansluit bij de schoolcultuur.
SCHOOLTOELAGE: deze indicator is gebaseerd op gezinsinkomen en geeft een aanduiding van de financiële draagkracht van het gezin en dus ook van het pedagogisch (thuis)comfort: tijd, studieruimte, koopkracht voor goederen die het leren bevorderen...
TAAL: welke taal wordt er thuis meestal gesproken en verschilt deze van de schooltaal? Dit is een indicator van communicatie- en leermogelijkheden van de leerling.
De kenmerken worden als volgt gedefinieerd (= definitie werkingsbudget):
- het opleidingsniveau van de moeder: de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs of van een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs of van een daarmee gelijkwaardig studiebewijs;
- het krijgen van een schooltoelage: er wordt een schooltoelage gegeven aan de leerling, als vermeld in het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, uitbetaald ten gunste van de leerling. Voor de toepassing binnen het omkaderingssysteem worden de leerlingen die met toepassing van voornoemd decreet alleen door ongewettigde afwezigheid of onvoldoende aanwezigheid geen recht op een schooltoelage hadden, eveneens meegerekend;
- de taal die de leerling in het gezin spreekt en die verschilt van de onderwijstaal : daaronder wordt de taal verstaan die de leerling meestal spreekt met moeder, vader of broers en zussen. De taal die de leerling in het gezin spreekt is niet de onderwijstaal, indien de leerling in het gezin met niemand of in een gezin met drie gezinsleden (de leerling niet meegerekend) met maximum één gezinslid de onderwijstaal spreekt. Broers en zussen worden als één gezinslid beschouwd.
Dit zijn drie van de vier indicatoren die ook voor de berekening van het werkingsbudget gehanteerd worden. Het kenmerk buurt wordt voor de berekening van de omkadering niet mee in rekening gebracht.
http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=13615 (22 juni 2012)